Richtlijnen voor de arbitrage NIC 2018-2019 – Geert Bailleul, voorzitter CIS Pagina 3
9. De thuisclub moet de toegankelijkheid tot de lokalen voorzien vanaf 13u.
De belangrijkste taak van de arbiter voor aanvang van de partijen is het aanzetten van
de klokken of het controleren van de aangezette klokken. Bij DGT XL controleren of
dat de tweede periode is ingesteld op 29min en 30sec. Bij DGT 2010 controleren of
dat deze een blauwe band heeft of niet en indien niet, controleren of dat dan optie 21
gebruikt is en zeker niet 19.
In elk geval zeker controleren dat er GEEN zettenteller actief is (dus er met 00 staan
bij de instelling van de zettenteller).
10. Wil met de interclubverantwoordelijke van de desbetreffende club afspraken te maken
over het doorgeven van de partijen aan Valery Maes (valerymaes@telenet.be).
Mochten de thuisclubs van eersteklasseploegen geen notatieformulieren in voorraad
hebben, laat weten dat ze er kunnen krijgen bij de penningmeester Ludo Martens.
11. De default-time, vanaf wanneer een forfait mag uitgesproken worden, is één uur vanaf
het aangekondigde aanvangsuur, m.a.w. 15u.
12. Graag elk feit (verlies van de partij wegens tijdsoverschrijding, reconstructie om na te
gaan of de 40-zetten gehaald zijn, claim rond Guidelines III.5, een andere claim,
protesten…) in het verslag vermelden.
13. Eveneens graag vermelden: begintijd van de partijen, eindtijd van de laatste partij in
eerste afdeling, eindtijd van de allerlaatste partij, ontvangst door de club: heeft u de
drank/eten gratis gekregen of heeft u hier zelf voor moeten betalen? Heeft u
opmerkingen moeten maken omtrent stilte (vb. met de bar)? Is het lokaal niet te
klein? Piept de deur nog altijd? Is er voldoende licht? Enz….
14. Graag ook controleren of dat de club de allerlaatste versie van de FIDE-Regels voor
het Schaakspel in de vier talen (EN-NL-FR-DE) alsook de allerlaatste versie van de
KBSB-Toernooireglementen in de twee talen (NL-FR) ter inzage heeft (art. 38.h).
Indien niet, gelieve hiernaar te bevragen. In elk geval altijd vermelden in het verslag.
15. Conform artikel 11.3.2.1 van de FIDE-regels voor het Schaakspel mag een speler
tijdens zijn partij geen mobiele telefoon of ander elektronisch communicatiemiddel op
zich dragen.
Als vastgesteld wordt dat hij tijdens zijn partij toch zo’n toestel op zich draagt, dan
verliest hij de partij en zijn tegenstander wint.
Een speler mag echter voor zijn partij een mobiele telefoon of ander elektronisch
communicatiemiddel uitgeschakeld op eigen risico in de speelzaal meebrengen, maar
hij mag deze niet op zich dragen tijdens zijn partij.
Mogelijke voorbeelden zijn naast het bord, in zijn jas (die aan de kapstok of aan zijn
stoel hangt) of in een (hand)tas.
Uiteraard mogen deze toestellen (al dan niet via de jas of (hand)tas) tijdens de partij
niet meegenomen worden buiten de speelzaal (vb. rookruimte, toiletten…).